Milieu

De zorg voor ons milieu


Door voeders te produceren die in lijn liggen met het Convenant voor laag-fosfor en laag-eiwit, draagt de sector bij aan het beperken van de uitstoot van stikstof en fosfor in het milieu.


Door de hoeveelheid aan ruw eiwit perfect af te stemmen op de behoefte van het dier, komen er minder nutriënten - en dus minder stikstof - in de mest én lucht terecht. Op die manier draagt de diervoedersector ook bij aan de wegwerking van de mestoverschotten. BFA en haar leden wachten hiermee niet op het beleid, maar streven zo naar een nog duurzamere diervoederproductie.

Wist je dat?


Ongeveer 78% van alle lucht bestaat uit stikstof. Het is één van de voornaamste voedingsstoffen voor planten en dus onmisbaar voor de natuur. Stikstof zelf is niet schadelijk maar chemische verbindingen met stikstof, zoals ammoniak en stikstofoxiden, hebben wel een negatief effect op onze gezondheid en natuur. Deze verbindingen noemt men ook wel ‘reactief stikstof’. Er is ook een verschil tussen de locatie waar stikstof wordt geproduceerd of uitgestoten (emissie), en de locatie waar deze neerdaalt (depositie).

EU Habitatrichtlijn


De Europese Habitatrichtlijn dateert van 1992 en heeft als doel de instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna op het Europees grondgebied. De Habitatrichtlijn geeft o.m. aan welke natuurtypes, planten- en diersoorten extra beschermd moeten worden. Zo zijn de Europese lidstaten verplicht om de natuurgebieden, die deel uitmaken van het Pan-Europese Natura 2000 netwerk, actief te beschermen en te herstellen.

Voor elk type natuur bepaalden wetenschappers een kritische depositiewaarde. De kritische depositiewaarde (KDW) wordt gedefinieerd als ‘de hoeveelheid depositie dat een intact ecosysteem over langere tijd kan verdragen zonder dat er significante schade optreedt aan de structuur of het functioneren van dat systeem.’ Het wordt uitgedrukt in kilogram of mol stikstof per hectare per jaar. Hoe stikstofgevoeliger de natuur, hoe lager de waarde. Voor het behoud van de biodiversiteit moet de kritische depositiewaarde dus op zoveel mogelijk plaatsen verminderen. Tegen 2050 mag geen enkele kritische drempelwaarde van stikstof in Natura 2000-gebieden nog overschreden worden.

Welke rol speelt de veeteelt?

Landbouwdieren produceren ammoniak via hun urine en mest. Een deel hiervan komt rechtstreeks in de bodem terecht via bemesting of als de dieren in de weide staan. Door het bemesten van velden komt het ook in het grondwater terecht. Een ander deel verdampt of vormt zich om tot fijn stof en komt zo in de lucht terecht. Teveel stikstof zorgt voor de vermesting of verzuring van de grond. Vermesting betekent dat er teveel voedingsstoffen in de bodem terechtkomen, waardoor planten die van voedingsarme grond houden niet meer groeien. Bij verzuring van de bodem verdwijnen planten die niet kunnen overleven in een zure omgeving. Dit heeft een ongunstig effect op de biodiversiteit en het ecosysteem van een habitat.

Programmatische Aanpak Stikstof

Wat is Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ?


Om tegemoet te komen aan de Europese natuurdoelstellingen, ontwikkelde de Vlaamse overheid in 2014 de 'Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)'. PAS omvat alle relevant socio-economische activiteiten (landbouw, industrie, transport) en verdeelt de vooropgestelde stikstofreductie over deze sectoren.

Het PAS-significantiekader 

In 2015 werden Vlaamse landbouwbedrijven (meer bepaald veehouderijen) onderverdeeld in drie categorieën, het zgn. PAS-significatiekader. Hierbij werd er rekening gehouden met de ligging van het landbouwbedrijf t.o.v. een habitat, en hun stikstof- en ammoniakuitstoot. Aan de hand van deze simulatie kregen ze een kleurcode: rood, oranje of groen. Dit significantiekader vormde tot begin 2021 de basis van o.a. het vergunningenbeleid in Vlaanderen.

Hier kwam verandering in na een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Het arrest stelde dat het voorlopige significantiekader niet langer kon toegepast worden en een verdere daling van de ammoniakemissies gerealiseerd moet worden. 

Het Krokusakkoord

In februari 2022 kwam de Vlaamse overheid met een nieuw voorstel, het zogenoemde krokusakkoord. Het akkoord kreeg veel tegenwind, vooral uit de landbouwsector. In april 2022 ging het openbaar onderzoek rond PAS van start, dit leverde zo’n 20.000 bezwaarschriften op. BFA werkte een standpunt uit op maat van de Belgische diervoedersector, en diende zelf ook bezwaar in. De vele bezwaren brachten de regeringspartijen terug aan tafel, wat resulteerde tot een tweede akkoord in 2023. 

Ontwerp van stikstofdecreet

In de zomer van 2023 stelde Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir een ontwerp van stikstofdecreet voor. Deze kon echter niet rekenen op steun van de overige partijen, omdat de tekst niet overeenkwam met de gemaakte afspraken. Daarnaast moest er meer duidelijkheid komen over de versoepeling van vergunningsregels voor de landbouw vanaf 2025, en het extern salderen mits een milieueffectenrapport (MER) dit zou toelaten.

Een erg kritisch advies van de Raad van State dwong de beleidsmakers bijkomend tot nieuwe onderhandelingen. Op 14 november 2023 werd uiteindelijk een derde stikstofakkoord afgesloten, dat definitief werd goedgekeurd op 24 januari 2024.


DOWNLOAD FACT SHEET


Wat is de impact van het stikstofdecreet op Vlaamse veehouderijen?

  • Elke varkens- pluimvee en rundveebedrijf moet uiterlijk tegen 2030 de ammoniakuitstoot tot onder hun 'PAS-referentie 2030' brengen;
  • Alle niet-AEA (ammoniakemissie arme) stallen voor varkens en pluimvee moeten hun stikstofuitstoot met 60% reduceren;
  • Alle rundveebedrijven moeten uiterlijk tegen eind 2025 een reductie van 5% verwezenlijken
  • Tegen eind 2030 worden er zwaardere inspanningen verwacht van rundveebedrijven a) vleesvee: geen stijging; b) melkvee: reductie van 25%; c) mestkalveren: reductie van 28%;
  • Voor donkeroranje bedrijven en varkensbedrijven is er een vrijwillige uitkoopregeling;
  • Piekbelasters moeten tegen uiterlijk 31 december 2030 de generieke maatregelen vervullen en de impactscore onder 50% brengen;
  • Inkorting van de nutriëntenemissierechten (NER).

Mestactieplan

Een teveel aan nitraten en fosfaten in het water wordt voornamelijk toegeschreven aan (over)bemesting in de landbouw. Er wordt dus meer mest toegediend dan goed is voor het milieu. Regionaal lopen de verschillen erg uiteen: in gebieden waar groenten en aardappelen geteeld worden ligt de waterkwaliteit lager. Gaat het om late teelten, dan zijn de risico’s op nitraatverliezen naar het water het grootst, omdat er laat bemest wordt. Vlaanderen heeft een grote veestapel waardoor er meer mest wordt geproduceerd dan er kan afgezet worden op landbouwgrond. Toch is op Vlaams niveau de mestbalans in evenwicht: ongeveer 2/3 van de dierlijke mestproductie gaat naar de landbouw. De rest gaat naar de mestverwerking om te voorkomen dat de mineralen die in deze mest zitten (waaronder fosfaat, kalium en stikstof) in het milieu terechtkomen.

Mest Actie Plan (MAP)

Het gebruik van dierlijk mest is flink gedaald sinds 2007, vooral door de striktere bemestingsnormen die opgelegd worden in de verschillende Mest Actie Plannen (MAP’s). Daartegenover staat dat het gebruik van kunstmest is gestegen. De doelstellingen die in het zesde mestactieplan staan, worden niet gehaald. Een zevende mestactieplan moet de problematiek verder aanpakken. MAP7 hanteert een holistische aanpak om de waterkwaliteit, de bodemvruchtbaarheid en –kwaliteit, de circulariteit en de bemesting te verbeteren. Landbouwers krijgen zowel generieke als gebiedsgerichte maatregelen opgelegd. Handhaving blijft een essentieel onderdeel van het MAP waarbij het nitraatresidu als belangrijk instrument wordt aanzien. In MAP7 zal men terug meer inzetten op begeleiding van de landbouwers. MAP7 treedt in 2025 in voege.

Ook in Wallonië moeten landbouwers maatregelen volgen via het ‘Programme de gestion durable de l'azote en agriculture (PGDA)’. Dit trad eind 2002 in werking en is sindsdien al verschillende keren hernieuwd. De maatregelen zijn er echter minder streng omdat er meer aan grondgebonden landbouw gedaan wordt en de mestafzet gegarandeerd is.

Convenant laag-fosfor- en laag-eiwitvoeders

De aanpak aan de bron is een belangrijke pijler van het Vlaamse mestbeleid: via laag-fosfor- en laag-eiwitvoeders zorgen we dat de uitscheiding van stikstof en fosfor in dierlijke mest sterk vermindert. Hiermee neemt de druk op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater af.

Samenwerking BFA en overheid

In 1998 ondertekende BFA een laagfosforconvenant voor varkens- en pluimveevoeders met het Ministerie van Landbouw. In 2003 werd de Mestbank (Vlaams Gewest) bevoegd voor de controle op de naleving. In 2007 kwam het laageiwit voederconvenant erbij, om zo het convenant laagnutriëntenvoeders te vormen. Het convenant werd ondertekend door BFA, de Vlaams Overheid en de Vereniging voor Zelfmengers.

Omdat er de laatste jaren minder dan 1% van de veehouders nog gebruik maakte van de convenantcijfers voor de mestuitscheidingscijfers, en men voor het alternatief van de ‘regressierechten’ koos, besliste de Mestbank om vanaf 2021 niet verder te gaan met dit convenant. Het convenant voor laag-fosfor- en laag-eiwitvoeders houdt echter meer in dan een link met convenantcijfers: het is een milieu-engagement van de diervoedersector. BFA besloot dan ook het convenant onder eigen beheer verder te zetten.

Convenant voor laag-fosfor- en laag-eiwitvoeders in eigen beheer

Sinds 2021 heeft BFA het convenant voor laag-fosfor- en laag-eiwitvoeders in eigen beheer. Het analysesysteem blijft bestaan en BFA neemt de evaluatie van de analyseresultaten over. De uitsluiting wordt geschrapt zodat zoveel mogelijk voeders volgens de normen van het convenant geproduceerd worden. Extra staalnames kan opgelegd worden als er uit de evaluatie blijkt dat er tijdens het jaar een norm overschreden werd. 

GPBV-bedrijven

GPBV


Om de milieu-impact van bedrijven te kunnen monitoren en verlagen, vervaardigde de Europese Commissie richtlijnen rond Best Beschikbare Technieken (BBT), die vervat zitten in het BREF document (Best Available Techniques Reference). BBT zijn technieken die goed zijn voor het milieu en economisch haalbaar zijn voor een bedrijf, zodat een hoog niveau van bescherming van mens en milieu verzekerd kan worden.

Omdat hun industriële installaties een grote impact kunnen hebben op het milieu, krijgen sommige bedrijven het label GBPV (Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging). De GPBV-bedrijven zijn verplicht om uiterlijk vier jaar na publicatie van de studie (i.e. december 2023) de nieuwe BBT’s te implementeren. 

BBT's in de diervoedersector

Voor de diervoedersector zijn vooral de BBT’s rond stofemissie, geurhinder, ongevallenvoorkoming en energievermindering van toepassing. De BBT vormen een referentiepunt voor de vergunningsvoorwaarden van bedrijven, zowel in Vlaanderen als in Europa.

Om haar leden te helpen bij het opstellen en uitvoeren van een milieubeheersysteem, organiseerde BFA in 2023 - in samenwerking met Amelior - een praktijkgerichte opleiding op maat van de sector uit.